Juridische aspecten

Hoe gaan we om met ons milieu?

De Omgevingsvisie wordt nu nog vastgesteld als een structuurvisie in de zin van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie biedt de mogelijkheid om nieuwe ontwikkelingen bij te laten dragen aan de realisering van zaken die van algemeen belang zijn en/of om overheveling van gelden van een winstgevend project naar een project met een tekort mogelijk te maken. Dit is geregeld in de Wro (onderdeel Grondexploitatiewet). Er zijn twee mogelijke sporen:

  • bovenplanse verevening (artikel 6.13, lid 7 Wro);
  • financiële bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen (artikel 6.24, lid 1 sub a Wro).

In artikel 13.22 van de Omgevingswet is aangegeven dat het college van burgemeester en wethouders in een overeenkomst bepalingen kunnen opnemen over financiële bijdragen voor ontwikkelingen van een gebied op basis van een Omgevingsvisie of programma.

Bovenplanse verevening
Door bovenplanse verevening ontstaat de mogelijkheid om tekorten op de ene locatie te verrekenen met overschotten op een andere locatie. Het is daarbij wel verplicht een fonds in te stellen (of gebruik te maken van bestaande fondsen). Zonder een Omgevingsvisie is kostenverhaal van bovenplanse kosten niet mogelijk.

Financiële bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen

Het is ook mogelijk om kosten te verhalen door een bijdrage te vragen voor ruimtelijke ontwikkelingen. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn bijvoorbeeld waterberging, natuur en recreatie. In de Omgevingsvisie zal in dat geval de samenhang tussen de nieuwe ontwikkeling die geld kan afdragen en de financiële bijdragen aan een ruimtelijke ontwikkeling (de kwaliteitsbijdrage) worden beschreven. Deze financiële bijdrage kan als bepaling worden opgenomen in een anterieure overeenkomst over grondexploitatie. Voor ontwikkelingen in het buitengebied vragen we altijd om het regelen van waterberging, landschappelijke inpassing en soms ook natuurwaarden te realiseren. Voor te ontwikkelen woningen/woongebieden ligt dit anders. Een mogelijkheid is om bij de bouw van woningen in of in aansluiting op bestaand bebouwd gebied een bijdrage te vragen.

In deze Omgevingsvisie is het niet mogelijk om bovenplanse verevening toe te passen omdat de visie daarvoor te abstract is. Als dit verder wordt uitgewerkt, dan zal de Omgevingsvisie op dit punt worden aangevuld.

Voor het nieuwe Windpark wordt op basis van het Regioplan Wind van de provincie een gebiedsgebonden bijdrage ingezet. De impact van een nieuwe opstelling moet maatschappelijk worden gecompenseerd voor het behoud van een goede ruimtelijke ordening. Dat betekent dat de initiatiefnemer een ‘gebiedsgebonden bijdrage’ moet leveren voor een aantoonbare en uitvoerbare kwaliteitsverbetering in de omgeving. Zoals een fysieke, maatschappelijke voorziening voor bijvoorbeeld natuur, recreatie of cultuur. Het is mogelijk om de gebiedsgebonden bijdrage in te zetten om de landschappelijke uitstraling te versterken, om te voorkomen dat de nieuwe windmolens het landschap te zeer gaan domineren. Andere bestedingsdoelen dan fysieke, maatschappelijke voorzieningen zijn echter ook denkbaar.

Hoe gaat de gemeente om met kosten?

Er is voor deze Omgevingsvisie geen milieueffectrapportage (MER) gemaakt. Deze visie zet het bestaande beleid voort. Er is geen MER-procedure nodig omdat er geen nieuwe locaties voor ruimtelijke ontwikkelingen worden aangewezen. Er worden wel zoeklocaties voor woningbouw aangewezen, maar deze worden nog nader onderzocht en uitgewerkt. Hierdoor zijn ze nog niet MER-plichtig. Er zijn ook geen aanwijsbare ‘m.e.r.-(beoordelings)plichtige besluiten opgenomen.

De Omgevingsvisie gaat uit van ‘uitnodigingsplanologie’. In plaats van aan te geven wat op welke plaats mogelijk is, geeft de Omgevingsvisie een kader voor nieuwe ontwikkelingen en biedt zij ruimte voor inbreng.. De speerpunten uit deze Omgevingsvisie zijn nog abstract. Daardoor zijn de milieueffecten daarvan niet goed in te schatten.

Wel houdt de visie rekening met het voorzorgsbeginsel, het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden en het beginsel dat de vervuiler betaalt.

logo-zeewolde.svg

Juridische aspecten

Hoe gaan we om met ons milieu?

Er is voor deze Omgevingsvisie geen milieueffectrapportage (MER) gemaakt. Deze visie zet het bestaande beleid voort. Er is geen MER-procedure nodig omdat er geen nieuwe locaties voor ruimtelijke ontwikkelingen worden aangewezen. Er worden wel zoeklocaties voor woningbouw aangewezen, maar deze worden nog nader onderzocht en uitgewerkt. Hierdoor zijn ze nog niet MER-plichtig. Er zijn ook geen aanwijsbare ‘m.e.r.-(beoordelings)plichtige besluiten opgenomen.

De Omgevingsvisie gaat uit van ‘uitnodigingsplanologie’. In plaats van aan te geven wat op welke plaats mogelijk is, geeft de Omgevingsvisie een kader voor nieuwe ontwikkelingen en biedt zij ruimte voor inbreng.. De speerpunten uit deze Omgevingsvisie zijn nog abstract. Daardoor zijn de milieueffecten daarvan niet goed in te schatten.

Wel houdt de visie rekening met het voorzorgsbeginsel, het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden en het beginsel dat de vervuiler betaalt.

Hoe gaat de gemeente om met kosten?

De Omgevingsvisie wordt nu nog vastgesteld als een structuurvisie in de zin van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie biedt de mogelijkheid om nieuwe ontwikkelingen bij te laten dragen aan de realisering van zaken die van algemeen belang zijn en/of om overheveling van gelden van een winstgevend project naar een project met een tekort mogelijk te maken. Dit is geregeld in de Wro (onderdeel Grondexploitatiewet). Er zijn twee mogelijke sporen:

  • bovenplanse verevening (artikel 6.13, lid 7 Wro);
  • financiële bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen (artikel 6.24, lid 1 sub a Wro).

In artikel 13.22 van de Omgevingswet is aangegeven dat het college van burgemeester en wethouders in een overeenkomst bepalingen kunnen opnemen over financiële bijdragen voor ontwikkelingen van een gebied op basis van een Omgevingsvisie of programma.

Bovenplanse verevening
Door bovenplanse verevening ontstaat de mogelijkheid om tekorten op de ene locatie te verrekenen met overschotten op een andere locatie. Het is daarbij wel verplicht een fonds in te stellen (of gebruik te maken van bestaande fondsen). Zonder een Omgevingsvisie is kostenverhaal van bovenplanse kosten niet mogelijk.

Financiële bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen

Het is ook mogelijk om kosten te verhalen door een bijdrage te vragen voor ruimtelijke ontwikkelingen. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn bijvoorbeeld waterberging, natuur en recreatie. In de Omgevingsvisie zal in dat geval de samenhang tussen de nieuwe ontwikkeling die geld kan afdragen en de financiële bijdragen aan een ruimtelijke ontwikkeling (de kwaliteitsbijdrage) worden beschreven. Deze financiële bijdrage kan als bepaling worden opgenomen in een anterieure overeenkomst over grondexploitatie. Voor ontwikkelingen in het buitengebied vragen we altijd om het regelen van waterberging, landschappelijke inpassing en soms ook natuurwaarden te realiseren. Voor te ontwikkelen woningen/woongebieden ligt dit anders. Een mogelijkheid is om bij de bouw van woningen in of in aansluiting op bestaand bebouwd gebied een bijdrage te vragen.

In deze Omgevingsvisie is het niet mogelijk om bovenplanse verevening toe te passen omdat de visie daarvoor te abstract is. Als dit verder wordt uitgewerkt, dan zal de Omgevingsvisie op dit punt worden aangevuld.

Voor het nieuwe Windpark wordt op basis van het Regioplan Wind van de provincie een gebiedsgebonden bijdrage ingezet. De impact van een nieuwe opstelling moet maatschappelijk worden gecompenseerd voor het behoud van een goede ruimtelijke ordening. Dat betekent dat de initiatiefnemer een ‘gebiedsgebonden bijdrage’ moet leveren voor een aantoonbare en uitvoerbare kwaliteitsverbetering in de omgeving. Zoals een fysieke, maatschappelijke voorziening voor bijvoorbeeld natuur, recreatie of cultuur. Het is mogelijk om de gebiedsgebonden bijdrage in te zetten om de landschappelijke uitstraling te versterken, om te voorkomen dat de nieuwe windmolens het landschap te zeer gaan domineren. Andere bestedingsdoelen dan fysieke, maatschappelijke voorzieningen zijn echter ook denkbaar.